Index

 

Afstammen van de goden - Hadrianus stelt zich voor

 

 

 

Het is geen wet van Meden en Perzen, maar wel een vuistregel: hoe korter het omschrift op een Romeinse munt, hoe later die geslagen is in de regeringsperiode van de bewuste keizer. Neem bijvoorbeeld de bovenstaande denarius van Hadrianus (117-138; foto: Münzen & Medaillen Deutschland GmbH, Auk. 14, lot 124).

 

Voorzijde: IMP CAES TRAIAN HADRIANO AVG DIVI TRA

Keerzijde: PARTH F DIVI NER NEP PM TR P I COS

 

Oftewel: ‘[voor] Imperator Caesar Trajanus Hadrianus Augustus, zoon van de vergoddelijkte Trajanus Parthicus, kleinzoon van de vergoddelijkte Nerva, hogepriester, bekleed met de macht van volkstribuun en consul.’

 

Deze denarius, geslagen in Hadrianus’ eerste regeringsjaar (117 n.C.), doet eigenlijk niets anders dan de nieuwe keizer voorstellen aan de Romeinen. Daar zijn klaarblijkelijk veel letters voor nodig: klein gesneden letters op beide zijden van de munt – want het zijn in wezen niet twee omschriften, maar één lang doorlopend omschrift. Dit wordt duidelijk omdat het eerste gedeelte van de zinsnede ‘zoon van de vergoddelijkte Trajanus Parthicus’ (DIVI TRA PARTH F) op de voorzijde staat, en het tweede gedeelte op de keerzijde.

 

Hadrianus heet op deze munt niet slechts ‘Hadrianus’. Om alle misverstanden te voorkomen draagt hij zijn volledige keizersnaam: Imperator Caesar Trajanus Hadrianus Augustus. De naam Trajanus kreeg hij overigens van zijn voorganger, keizer Trajanus (98-117). Deze populaire Romeinse keizer, die kinderloos was, had lang daarvoor de verweesde Hadrianus opgenomen in zijn huishouden. Kort voor Trajanus’ dood adopteerde de oude keizer zijn pleegkind officieel als zoon.

 

Voorts vermeldt de munt alle politieke ambten van de keizer: Hadrianus is hogepriester, volktribuun en hij is consul geweest.

 

Maar als klap op de vuurpijl spreekt de munt van de grootse afstamming van de nieuwe keizer. Omdat Trajanus na zijn dood vergoddelijkt werd, kon zijn adoptiefzoon Hadrianus zich met recht de ‘zoon van de vergoddelijkte Trajanus Parthicus’ noemen. Maar dat niet alleen. Trajanus was op zijn beurt ook weer geadopteerd, door de oude senator Nerva, die op het eind van zijn leven nog een korte tijd keizer was van het Romeinse rijk (96-98). Deze verstandige en respectabele keizer was ook vergoddelijkt na zijn dood. En dat moet natuurlijk ook vermeld worden: Hadrianus wordt door het omschrift ook de ‘kleinzoon van de vergoddelijkte Nerva’ genoemd.

 

De bovenstaande munt staat in een lange traditie van een speciaal soort keizerlijke propaganda: het claimen van afstamming van een god (of in dit geval: goden). Deze gewoonte werd ingezet door de eerste Romeinse keizer: Augustus. Die was geadopteerd door Julius Caesar, de eerste Romein die na zijn dood vergoddelijkt werd. Augustus noemde zichzelf daarom Divi filius (‘zoon van [de vergoddelijke] god’, vaak afgekort tot DIVI F op munten). Na keizer Augustus groeide het claimen van afstamming van een god uit tot een geliefde vorm van keizerlijke propaganda. Als het ook maar even kon, noemde de keizer zichzelf een afstammeling van een god.

 

Het belang dat gehecht werd aan deze claims – zowel door de keizer als door het volk – wordt onderschreven door de soms wel zeer vergezochte relatie met de godenwereld. Dat Caligula zichzelf ‘achterkleinzoon van de vergoddelijkte Augustus’ noemt (Divi Augusti pronepos), is misschien tot daar aan toe. Het is echter moeilijker voor te stellen dat Maxentius (306-312) zijn ‘verwantschap’ aan de vergoddelijkte Contantius (Divus Constantius cognatus) blijkbaar toch nog belangrijk klinkend genoeg vond om dit op munten te zetten.

 

Het belang van het benadrukken van banden met de godenwereld blijkt ook uit de laatste keer dat dit gebeurt op de Romeinse muntslag. Dat is op munten die de zoons van Constantijn de Grote (307-337) voor hun vader lieten slaan 9 (zie de foto hieronder. Foto: Numismatik Lanz München: Auk. 97, lot 992). Een voorstelling van Constantijn die in een vierspan ten hemel rijdt, en erin geholpen wordt door God zelf, wordt vergezeld van het omschrift Divus Constantinus pater augustorum – oftewel: ‘De vergoddelijkte Constantijn, vader van de keizers’. Zelfs in de tijd dat het Romeinse rijk geregeerd werd door christelijke keizers, werd om propagandistische redenen de oude praktijk van het vergoddelijken van een keizer aangegrepen om de macht en het prestige van kersverse keizers te bevorderen.

 

 

Tot slot weer terug naar de munt van Hadrianus waarmee dit verhaal begon. Aan het begin van zijn regeerperiode pakt hij zo groot mogelijk uit met namen, titels, ambten en afstammingen. Op het einde van zijn regering, als hij als keizer ruimschoots bekendheid geniet, dragen zijn munten vaak het simpele omschrift HADRIANVS AVGVSTVS op de voorzijde en COS III op de keerzijde (‘Keizer Hadrianus, driemaal consul) – met grote letters (zie onder. Foto: Gemini, LCC: auc. II, lot 362).

 

 

Voor een overzicht van keizersnamen, ambten en titels, zie het artikel Keizerlijke titulatuur.