Index

Een ‘barbaarse’ imitatie van Magnentius

Een ‘barbaarse’ imitatie van Magnentius

 

 

 

AE ‘barbaarse’ imitatie van een centenionalis van Magnentius (350-353)

Regionale muntplaats in Gallië, ca 353

Voorzijde: DN MAGNENTIVS PF AVG; Gedrapeerde buste van Magnentius, blootshoofds, met kuras n.r.

Keerzijde: VI…IT C (retrograde) IVCC. In veld: SP; In afsnede: TR; Twee Victoria’s tegenover elkaar, tussen hen in een versierd schild vasthoudend met daarop de letters …I/V/ TVN/ X

Overig: 17mm; 2,19 g..

 

De bovenstaande munt is een zogenaamde ‘barbaarse’ imitatie. Dat is te zien aam de afwijkende stijl en aan de verhaspelde omschriften. Het woord ‘barbaars’ is wel wat misleidend. Dat komt omdat de term ‘barbaarse imitatie’ afkomstig is uit de tijd dat numismaten dachten dat dit soort muntjes door ‘barbaren’ buiten de grenzen van het Romeinse rijk gemaakt werden. Inmiddels is het de consensus dat het grootste deel van deze imitaties binnen de grenzen werd vervaardigd. De reden daarvoor was een simpel gebrek aan kleingeld. Vanuit de officiële munthuizen stokte de toevoer van pasmunt en vervolgens ging men dan zelf maar munten produceren. Deze ‘barbaarse imitaties’ zijn daarom geen ‘vervalsingen’. Ze zijn immers niet gemaakt om voor echt door te gaan, maar uit economische noodzaak. De bovenstaande munt werd geproduceerd in een dergelijk onofficieel atelier ergens in de Romeinse provincie Gallië.

 

Door deze munt wat beter te bekijken, is het mogelijk een beter inzicht te krijgen in de werkwijze van het onofficiële atelier waaruit de munt afkomstig is. Allereerst is dan interessant te achterhalen welke officiële munt tot voorbeeld heeft gediend (en hier zit een addertje onder het gras, zoals later zal blijken). We zullen dus op zoek moeten gaan naar een munt van Magnentius met ‘Twee Victoria’s en schild’ uit de muntplaats Trier – in de afsnede van de imitatie staan namelijk duidelijk de letters TR te lezen, het muntteken van Trier.

 

 

‘Prototype’ van de bovenstaande imitatie: AE maiorina uit Trier, TRP in de afsnede (Lanz auk. 123, lot 932)

 

Als de twee stukken vergeleken worden, blijkt dat het voorzijdeomschrift (DN MAGNENTIVS PF AVG) op de imitatie verbazingwekkend goed gesneden is. Het keerzijdeomschrift daarentegen (VICTORIAE DD NN AVG ET CAES) is compleet verhaspeld. Op de keerzijde van de imitatie is nog wel VICT te onderscheiden (tegen de klok in van 3 tot 1 uur), maar daar blijft het bij. Het komt overigens erg vaak voor dat het omschrift op de voorzijde goed leesbaar is, maar het keerzijdeomschrift niet. De tekst op het schild (VOT V MVLT X) is op de imitatie ook niet meer te herkennen (MVLT is TVN geworden). Het verhaspelen van tekst in één van de kenmerken van ‘barbaarse’ imitaties, maar zeker geen wet van Meden en Perzen. Sommige imitaties hebben foutloze omschriften.

 

Maar dit is niet het hele verhaal. De identificatie van het origineel uit Trier is niet voldoende. Dat heeft te maken met de letters SP in het veld van de keerzijde. Vergelijk het onderstaande exemplaar uit Lugdunum:

 

 

Tweede ‘prototype’ van de bovenstaande imitatie: zelfde type uit Lugdunum met SP in het veld, Chi-Rho boven schild  en RPLG in afsnede (Lanz auk. 106, lot 767)

 

Het interessante van deze imitatie is dat er niet één prototype tot voorbeeld heeft gediend, maar meerdere. Op ‘officiële’ munten van Magnentius staan de letters SP namelijk alleen maar op munten uit het munthuis van Lugdunum. De bovenstaande ‘imitatie’ combineert dus de afsnede van Trier (TR) met de veldletters van Lugdunum (SP).

 

De beroemde numismaat Pierre Bastien wijdt in zijn boek over de muntslag van Magnentius een heel hoofdstuk aan de uitvoerige productie van barbaarse imitaties in deze periode. De bovenstaande ‘imitatie’ past precies in zijn verhaal. Bastien vermeldt namelijk diverse imitaties met veldletters van Lyon, gecombineerd met zowel het muntteken van die stad (RPLG), als met munttekens uit Trier en Amiens. Volgens hem zijn deze imitaties afkomstig uit dezelfde regionale werkplaatsen in de driehoek Trier-Lyon-Amiens.

 

De stempelsnijders in dit soort ateliers produceerden klaarblijkelijk niet slechts imitaties van één origineel. Ze maakten hun ‘eigen ontwerp’ en lieten zich daarbij inspireren door meerdere prototypen. Die originelen waren in die regio in omloop (geweest); geslagen in de munthuizen van Lyon, Amiens en Trier.