Van Romeins naar Byzantijns

 

Inleiding

Wanneer stopt de Romeinse muntslag en begint de Byzantijnse? Een ‘Byzantijn’ zou die vraag niet begrepen hebben. De inwoners van het Byzantijnse rijk noemden zichzelf namelijk ‘Romeinen’. Ook al was Rome niet meer de belangrijkste stad, maar Constantinopel. Op munten van Byzantijnse keizers staat dan ook soms ‘koning van de Romeinen’.

 

Maar wanneer stopt de Romeinse muntslag? Bij de val van het West-Romeinse rijk onder Romulus Augustulus in 476? Of al eerder, bij de opsplitsing van het Rijk in een westelijk en een oostelijk deel, na de dood van Theodosius de Grote in 395? Of nog eerder, bij de inwijding van Constantinopel door Constantijn de Grote in 330? Allemaal data die historici gebruiken en gebruikt hebben om de overgang van Romeins naar Byzantijns te dateren. Voor de muntslag zijn deze data niet echt bruikbaar. Hoe belangrijk de gebeurtenissen ook waren, de muntslag veranderde niet wezenlijk in 330, 395 of 476. Daarom leggen de meeste numismaten de scheidslijn Romeins-Byzantijns niet bij een belangrijke ‘historische’ gebeurtenis, maar bij een belangrijke numismatische gebeurtenis: de munthervorming van keizer Anastasius in het jaar 498.

 

De munthervorming van Anastasius

In 498 introduceerde Anastasius een knoeperd van een munt met op de voorzijde het keizersportret en op de keerzijde een grote letter M. Die ‘M’ was in wezen geen letter, maar een cijfer; het cijfer 40 in Griekse numeriek. De munt was dan ook 40 nummi waard. We weten uit een historische bron dat deze munt ‘follis’ genoemd werd (de Romeinse munten die bekend staan onder de naam ‘follis’ werden vrijwel zeker niet zo genoemd). Tegelijkertijd werden ook fracties van de follis geďntroduceerd: een muntstuk van 20 nummi (een halve follis, met een K op de keerzijde) en een muntstuk van 10 nummi (een decanummium, met een I op de keerzijde). Een korte tijd later verscheen ook nog een muntstuk ter waarde van 5 nummi (een pentanummium met een epsilon op de keerzijde).

 

Het portret van de keizer op deze bronzen munten bleef in profiel, zoals eeuwenlang de Romeinse numismatische conventie geweest was. Dit profiele portret op brons was echter geen lang leven beschoren. In 538/39 introduceerde keizer Justinianus de buste en face, en die zou kenmerkend worden in het millennium van de Byzantijnse muntslag. De buste en profile werd wel tot de zevende eeuw na Christus op de gouden fracties gehandhaafd.

 

Anastasius hervormde vooral de muntslag in brons. Zilver speelde ook na 498 een zeer beperkte rol. Het systeem voor de muntslag in goud bleef ongewijzigd. De standaard was de solidus, een halve solidus (de semissis) en een derde solidus (de tremissis).

 

De nummus

Eigenlijk is ‘munthervorming’ een understatement in het geval van Anastasius. In wezen vond hij de muntslag in brons opnieuw uit. In 498 waren er eigenlijk alleen maar gouden munten in omloop. De enige bronzen munt was de nummus. Dit muntje was bijna nooit zwaarder dan een gram en kan dus nauwelijks adequaat dienst gedaan hebben in het dagelijks muntverkeer. De Romeinen hadden al het vertrouwen in bronzen munten verloren en waarschijnlijk werd er in deze tijd voor kleinere transacties teruggevallen op handel in natura.

 

Om die reden is laat vijfde-eeuws Romeins brons relatief zeldzaam. De enige (zeer) late Romeinse munten die nog enigszins courant zijn, zijn de monogrammunten. Vanaf Theodosius II (402-450) zetten de Romeinse keizers namelijk hun naam in de vorm van een monogram op de keerzijde van de AE4 of nummus. De monogrammen van Marcianus, Leo en Zeno komen we het meest tegen:

 

 

Nummus van keizer Marcianus (450-457) met op de  keerzijde een monogram van zijn naam in een krans. Daarboven een kruis.

 

 

Nummus van keizer Leo (457-474) met op de keerzijde een monogram van zijn naam in een krans. Het monogram spelt zijn naam als LEONIS.

 

Ook andere keizers en tegenkeizers zetten hun monogram op de keerzijde (zie de tabel onderaan voor de volledigheid). Toen Anastasius in 491 keizer werd, verscheen zijn beeltenis allereerst, zoals te verwachten valt, op de gouden solidus, semissis en tremissis. Voor de bronzen nummus zette hij de monogramtraditie voort. Het omschrift van zijn bronzen muntje zou volgens de boeken DN ANASTASIVS PP AVG moeten lezen, maar die letters zijn gewoonlijk niet te onderscheiden. Sommige nummi van Anastasius dragen zelfs in het geheel geen omschrift.

 

Deze muntjes van Anastasius met zijn monogram op de keerzijde zijn eigenlijk de laatste bronzen ‘Romeinse munten’:

 

 

Nummus van Anastasius (491-518) met op de keerzijde zijn monogram. De voorzijde heeft een bijzonder ‘grof’ portret en geen omschrift.

 

 

De heruitvinding van de muntslag in brons: de oude nummus van Anastasius en de nieuwe follis, ter waarde van 40 nummi.

 

Tot slot de tabel van monogrammen op laat vijfde-eeuwse Romeinse munten, zoals gehanteerd in Late Roman Bronze Coinage A.D. 324-498, van Hill, Carson en Kent (p. 110):