Index

Een munt van Constans

Als dit muntje in een album of in een ‘grabbelbak’ zit, zal een verzamelaar van laat-Romeinse munten hem waarschijnlijk snel terzijde schuiven. Er zijn zoveel muntjes van de familie van Constantijn met op de keerzijde ‘twee soldaten met twee standaards’, dus – zo denkt hij misschien – ‘die heb ik al’. Maar toch is dit muntje best bijzonder.

Het bijzondere is niet de keerzijde of het portret maar het omschrift op de voorzijde. Die leest:

FL CONSTANTIS BEA C

Dit omschrift vertelt ons een aantal dingen. Allereerst dat de munt van Flavius Constans is, een zoon van Constantijn de Grote. De ‘C’ op het eind, vervolgens, geeft aan dat het muntje is geslagen in de periode dat Constans de titel caesar droeg (333-337 n.Chr.). Caesar, een titel die nog terug gaat naar de befaamde Julius, betekent in deze tijd ‘prins’ of ‘onderkeizer’. Een caesar was kortom iemand die voorbestemd was ooit zelf keizer te worden.

Normaal gesproken wordt het adjectief nobilissimus toegevoegd aan deze titel, ‘meest edel’. Op munten zien we die woorden vaak afgekort op verschillende manieren: NOB C, NOB CAES et cetera. Deze munt heeft echter een bijzondere variatie op de titulatuur van de onderkeizers. Constans wordt op deze munt echter niet nobilissimus caesar genoemd, maar beatissimus caesar, ‘meest gelukkige/gezegende caesar’ – op de munt afgekort tot BEA C.

De titel van deze column is ‘Munt van Constans’. Die titel is gekozen omdat deze munt ‘van Constans’ is in de meest letterlijke betekenis. Om dat duidelijk te maken moet er eerst wat gezegd worden over de schrijfwijze van keizersnamen op Romeinse munten.

Op de Romeinse muntslag komt de naam van de keizer verreweg het vaakst voor in de eerste naamval, oftewel de nominatief, bijvoorbeeld:

IMP CAES TRAIANVS AVG - Imperator caesar Traianus augustus

DN CONSTANTINVS PF AVG - Dominus noster Constantinus pius felix augustus

Af en toe wordt ook de derde naamval gebruikt, vooral bij de postume muntslag voor vergoddelijkte keizers. Het gebruik van de derde naamval op dit soort munten geeft aan dat die ‘opgedragen’ zijn aan, of ‘geslagen voor’, de dode en als god herboren keizer. Bijvoorbeeld:

DIVO CLAVDIO GOTHICO – Divo Claudio Gothico

(‘Voor de vergoddelijkte Claudius Gothicus’)

Na deze korte uitweiding weer terug naar het muntje van Constans. Het bijzondere aan de voorzijdelegende is dat de naam van Constans niet in de eerste of de derde, maar in de tweede naamval staat, oftewel de genitief. Dat is de naamval die bezit aanduidt. De munt is dus niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk ‘van Constans’! Het gebruik van de genitief komt nooit voor op de Romeinse muntslag, behalve op dit kleine bronzen muntje van Constans. En dat maakt hem uiteindelijk best bijzonder.