Index

 

Officina-aanduidingen

 

 

Een Romeins munthuis (moneta) was ingedeeld in een aantal verschillende werkplaatsen, die bekend stonden als officinae. Van dit woord is ook het Nederlandse ‘officieel’ en het Engelse ‘office’ afkomstig. In de eerste eeuwen van de Romeinse muntslag werden die werkplaatsen niet onderscheiden op munten. Soms is het op basis van stijl en specifieke typen omschriften mogelijk munten aan afzonderlijke officinae toe te wijzen, maar die methode is natuurlijk altijd onzeker. Pas vanaf de regering van keizer Philippus I (244-249) wordt identificatie van afzonderlijke officinae mogelijk, omdat toen voor het eerst op munten aangegeven werd uit welke officina ze afkomstig waren. Dit zou uiteindelijk, gedurende de vierde en vijfde eeuw, de conventie worden voor Romeinse munten.

 

In de regel gebeurt deze identificatie van de verantwoordelijke officina met een numerieke aanduiding op de keerzijde van de munt. Soms in het veld, maar meestal in de afsnede. In dit artikel zal ik de verschillende systemen van nummering bij langs gaan. Voor de begrijpelijkheid heb ik de verschillende systemen onderverdeeld in Griekse, Latijnse en overige weergavesystemen. Helemaal onderaan staat een tabel opgenomen met een overzicht van alle verschillende officina-aanduidingen die er gedurende tweeënhalve eeuw geweest zijn.

 

 

Grieks

 

 

De allereerste emissie Romeinse munten die officina-aanduidingen heeft, geeft die weer, opmerkelijk genoeg, in Griekse numeriek. Het munthuis van Rome sloeg voor keizer Philippus (244-249), voor zijn gelijknamige zoon en voor zijn vrouw, zilveren antoniniani in zes officinae, die genummerd werden met A, B, Γ, Δ, Ε en S. In de Oudheid werden getallen namelijk geschreven met de letters van het alfabet – onze aparte cijfernotering van 1, 2, 3, 4 etc. is een latere uitvinding, overgenomen van de Arabieren. Hoe dan ook, de Griekse numeriek groeide uit tot de meest gebruikte manier van officinanummering. Nog eeuwenlang vinden we Griekse letters in afsnedes van Romeinse munten.

 

 

Officina

Aanduiding

Naam

Geslagen voor

1

A

Alpha

Philippus I

2

B

Beta

Philippus I

3

Γ

Gamma

Philippus II

4

Δ

Delta

Otacilia Severa

5

E

Epsilon

Philippus I

6

S

Digamma

Philippus I

 

 

 

 

Figuur 1: De eerste emissie met officina-aanduidingen: een antoninianus van Otacilia Severa, geslagen in de 4e officina van Rome (Δ in linkerveld keerzijde) – foto met dank aan Doug Smith

 

 

 

 

Het grootste aantal officinae binnen één munthuis vinden we te Antiochië, na 339. In dat jaar voegde keizer Constantius II (337-361) namelijk vijf nieuwe werkplaatsen toe aan de tien die al draaiden. Het totaal kwam dus op vijftien, wat betekent dat het een soort fabriek geweest moet zijn, met tientallen werknemers. Alle officinae in Antiochië gebruikten Griekse numeriek. Voor de cijfers boven de tien werd, zoals gebruikelijk in Griekse notatie, een samenstelling met iota gebruikt, aangezien die letter (I) het cijfer 10 aanduidt.

 

 

Officina

Aanduiding

Naam

1

A

Alpha

2

B

Beta

3

Γ

Gamma

4

Δ

Delta

5

E

Epsilon (korte E)

6

S

Digamma

7

Z

Zeta

8

H

Eta (lange E)

9

Θ

Theta

10

I

Iota

11

AI

 

12

BI

 

13

ΓI

 

14

ΔI

 

15

EI

 

 

 

 

 

Figuur 2: De tien Griekse officinanummers, te vinden in afsnede en veld. (Foto 9e munt: Lanz 102, lot 1007)

 

 

Figuur 3: AE3 van Constantius II (337-361) uit Antiochië, geslagen in officina 14 (in de afsnede staat na SMAN: delta-iota, ΔI)

 

 

 

 

Digamma

Het symbool voor het getal 6 is problematisch. Die letter wordt soms aangeduid als stigma, maar de meer gangbare en correctere naam is digamma. Het gebruik van deze lettervorm gaat terug op de vroegste geschiedenis van het Grieks, toen de digamma nog de zesde letter van het alfabet was en dus ook voor het getal 6 gebruikt werd. In latere tijden verdween de digamma uit het schriftgebruik, en dus veranderde ook de lettervolgorde van het Griekse alfabet. Maar ondertussen bleef de digamma nog wel in gebruik voor de notatie van getallen. Dit is de reden waarom Griekse numeriek niet de volgorde van het Griekse alfabet volgt, zoals die doorgaans in de boeken staat. In het Griekse alfabet is de zeta de zesde letter.

 

Op munten is de vorm van de digamma niet altijd gelijk. Soms is het net een Latijnse letter S, zoals te zien is op de follis van Maximinus II, afgebeeld linksonder in figuur 2. Soms wordt het symbool ook weergegeven als een C met een krul naar beneden, vergelijkbaar met de Griekse ‘kleine letter’ sigma (ς). De onderstaande twee munten laten die andere vorm zien.

 

 

 

 

Figuur 4: Een antoninianus van Tacitus (276) met de digamma in de afsnede (na XXI) en een follis van Constantijn de Grote (307-337) met de digamma in het linkerveld

 

 

 

 

Nummer negen

Zoals ook al elders op deze website te lezen staat, is de aanduiding voor officina 9 een speciaal geval. Zoals blijkt uit de bovenstaande tabel, werd het getal negen in Griekse numeriek aangeduid met de letter theta. In diverse periodes in de Romeinse numismatische geschiedenis wordt deze letter echter angstvallig vermeden als officina-aanduiding. Waarschijnlijk omdat het woord thanatos, de dood, met de letter theta begint. Officina 9 gebruikt vanwege bijgeloof vaak niet de ‘letter des doods’, en ondervangt dit op diverse vindingrijke manieren. In Rome, onder Gallienus, zien we bijvoorbeeld de ‘N’ opduiken voor officina 9, tussen voor de rest normale Griekse numeriek. Die N is hier geen Griekse letter nu (die staat voor het getal 50), maar de Latijnse letter N, die staat voor het Latijnse rangtelwoord Nona [officina], oftewel ‘negende officina’.

 

Daarnaast biedt een simpel rekensommetje ook uitkomst: negen kan je ook gewoon met twee andere Griekse letters schrijven, bijvoorbeeld delta (4) plus epsilon (5). Een zeldzame munt van Aurelianus heeft nog een andere oplossing voor dit probleem: een optelsom van alpha en eta (1 plus 8 maakt ook 9). Tijdens zijn regeringsperiode wordt ten slotte ook een ster gebruikt als aanduiding voor officina 9.

 

 

Latijn

 

 

Numeriek

Zoals hierboven al bleek, gebruikt de eerste emissie Romeinse munten met een officina-aanduiding daarvoor Griekse numeriek. De tweede emissie munten met officina-aanduidingen, de beroemde ‘millenniummunten’ van Philippus I en familie, heeft echter Romeinse cijfers. Voor iedereen die op school goed opgelet heeft, zijn de officinae waar deze munten geslagen zijn, gemakkelijk te herleiden.

 

 

Officina
Aanduiding
Variant
Voor

1

I

 

Philippus I

2

II

 

Philippus I

3

III

 

Philippus II

4

IIII

 

Otacilia Severa

5

V

U

Philippus I

6

VI

UI

Philippus I

 

 

 

 

Figuur 5: Twee antoniniani met de aankondiging van de spelen die met de millenniumviering van Rome gepaard gingen. De eerste, met het portret van Philippus I, is geslagen in de eerste officina van Rome (I in afsnede); de tweede munt, met het portret van zijn echtgenote, is geslagen in de vierde (IIII in afsnede). Foto’s dank aan CNG.

 

 

 

 

De Romeinen gebruikten voor hun rekenwerk doorgaans niet het van jaartallen op voorgevels bekende ‘aftreksysteem’ (bijvoorbeeld 9=IX=X minus I). Dit systeem was hun niet onbekend, maar zij schreven liever 4 als IIII en 9 als VIIII et cetera. De enkele keren dat er in de afsnede van een munt IV staat, is dat dan ook een fout van de stempelsnijder: die had eigenlijk VI moeten snijden.

 

Ten slotte nog twee uitzonderlijke symbolen voor de getallen 5 en 6. Allereerst vinden we voor het getal 5 een symbool dat we tegenwoordig als ‘U’ zouden herkennen, bijvoorbeeld op munten van Philippus en van Tacitus. Het getal 6 komen we soms tegen als een U met een I eraan vast (vergelijk figuur 6) en soms in een variant met rechte hoeken, gelijkend op de Cyrillische letter koppa (Ч).

 

 

 

 

Figuur 6: Een antoninianus van Severina (vrouw van Aurelianus 270-275) uit de zesde officina van Ticinum. Het symbool dat gebruikt wordt voor 6, te zien in de afsnede, is misschien een ligatuur van U en I.

 

 

 

Rangtelwoorden

Er werden in de Romeinse munthuizen ook andere systemen van nummering gebruikt. Zo zien we ook vaak de eerste letters van de Latijnse rangtelwoorden opduiken als officina-aanduiding. Hierboven bleek al dat de N van Nona gebruikt werd om de letter theta te vermijden. Op dezelfde manier worden ook andere rangtelwoorden afgekort tot de eerste letter. Volgens dit systeem zijn de officinae als volgt genummerd:

 

 

Officina

Aanduiding

Rangtelwoord

Vertaling

1

P

Prima

Eerste

2

S

Secunda

Tweede

3

T

Tertia

Derde

4

Q

Quarta

Vierde

5

V

Quinta

Vijfde

6

VI

Sexta

Zesde

9

N

Nona

Negende

 

 

 

 

 

 

Figuur 7: Links een antoninianus van Probus (276-282) uit de tweede officina van het munthuis van Ticinum, aangegeven met de S van secunda in de afsnede, voor de letters XXT. Daarnaast de keerzijden van twee andere antoniniani van Probus, geslagen in de vierde officina (met de Q van Quarta) en de zesde officina (met VI, waarvan de V overigens is weergegeven als II)

 

 

 

 

Zoals direct uit de bovenstaande tabel blijkt, krijgen de vijfde en zesde officinae niet de eerste letter van hun rangtelwoord: er wordt in dit systeem voor officinae 5 en 6 teruggevallen op Romeinse cijfers. De reden daarvoor is evident: de Q van Quinta is al in gebruik voor de vierde officina (Quarta), en de S van Sexta voor de tweede (Secunda). Dubbel gebruik van letters schept natuurlijk verwarring en dat moest voorkomen worden. Er wordt nooit gekozen voor Griekse numeriek (epsilon en digamma) omdat de digamma ook weer gemakkelijk verward kan worden met de Latijnse letter S.

 

 

Latijns alfabet

Het munthuis van Lugdunum gebruikt als officina-aanduidingen vaak de letters van het Latijnse alfabet. Het munthuis had vier officinae en dus zien we op diverse emissies antoniniani uit Lyon de letters A, B, C en D verschijnen (zie figuur 8).

 

 

 

 

Figuur 8: Twee antoniniani uit Lugdunum met de officina-aanduidingen in het veld op de keerzijde. Links een Carinus caesar (282-283) uit de derde officina (C) en rechts een Maximianus (286-310) uit de vierde officina (D)

 

 

 

 

Andere systemen

 

 

In het munthuis van Antiochië werd gedurende een viertal jaren een systeem van puntjes gebruikt. We vinden die puntjes voor het eerst op de provinciale muntslag van Philippus (244-249), en wel op de biljoenen tetradrachmen die daar geslagen werden (zie linksboven in figuur 9). De officina-aanduiding staat op de voorzijde van de munt, onder de buste, en niet, zoals uiteindelijk de conventie zou worden, op de keerzijde. Philippus sloeg ook antoniniani te Antiochië, maar die hebben nooit officina-aanduidingen. We komen die in Antiochië echter wel tegen op een paar munten van zijn opvolger, Trajanus Decius (249-251). Het puntjessysteem van Philippus’ tetradrachmen wordt tijdens zijn regering toegepast op de reguliere keizerlijke muntslag: ze verschijnen in een variërend aantal onder de buste op de voorzijde van de antoninianus. Ook Decius’ provinciale muntslag uit Antiochië, de tetradrachme, heeft deze soort officina-aanduiding (zie linksonder en rechtsboven in figuur 9).

 

Onder Decius’ opvolger Trebonianus Gallus en diens zoon Volusianus (251-253) wordt de conventie voortgezet. Op hun munten zien we echter de puntjes zowel op de voor- als op de keerzijde. Er is nog een verschil met voorgaande jaren. Klaarblijkelijk is het aantal officinae onder Gallus uitgebreid van vijf tot zeven. Deze uitbreiding verlangde een aanpassing van het weergavesysteem. Onder Philippus gebruikt officina 5 nog ••••• als officina-aanduiding, maar aanduidingen van zes of zeven puntjes was blijkbaar te omslachtig. Daarom wordt voor officina 5, 6 en 7 teruggevallen op Romeinse cijfers: V, VI en VII (we vinden overigens 6 en 7 ook terug als IV en IIV – die cijfers betekenen dus geen 4 en 3). Gek genoeg hebben de antoniniani van Decius en Gallus geslagen in Rome geen officina-aanduidingen. Na de besproken emissies onder Philippus I hield Rome een tijdlang op met het identificeren van officinae.

 

 

 

 

Figuur 9: Diverse munten geslagen in Antiochië 249-253. Van links naar rechts: Tetradrachme van Philippus, officina 1 (• onder buste); Tetradrachme van Trajanus Decius uit officina 2 (•• onder buste); Antoninianus van Trajanus Decius uit officina 3 (••• onder buste); Antoninianus van Trebonianus Gallus uit officina 3 (••• onder buste en in afsnede van keerzijde)

 

 

 

 

Officina

Philippus tets

(alleen tets)

Decius

(tets en ants)

Gallus en Volusianus

Variant

1

 

2

••

••

••

 

3

•••

•••

•••

 

4

••••

••••

••••

 

5

•••••

•••••

V

 

6

 

 

VI

IV

7

 

 

VII

IIV

 

 

Dit systeem van puntjes heeft maar heel kort bestaan, van 249 tot 253. Na Gallus vinden we heel af en toe nog een emissie munten met puntjes, bijvoorbeeld onder Aurelianus. Verreweg het meest succesvol was het systeem van Griekse numeriek, misschien omdat je daarmee tot en met 10 met één symbool een getal kon aangeven. De Latijnse systemen waren daarin wat onpraktischer, vanwege het simpele feit dat er ook voor de lagere getallen combinaties van letters nodig waren.

 

Heel af en toe komen we uitzonderlijke manieren van officina-aanduiding tegen. Die beperken zich vaak maar tot een enkele emissie. Zo hebben een paar schaarse bronzen muntjes van keizer Valens (364-378) uit Rome de verschillende rangtelwoorden volledig in de afsnede staan, voorafgegaan door de letter R, die staat voor Rome. We vinden dus RPRIMA, RSECVNDA, RTERTIA en RQVARTA (zie figuur 9).

 

 

 

 

Figuur 10: AE3 van keizer Valens. In de afsnede staat RPRIMA, als aanduiding van de ‘eerste’ officina te Rome

 

 

 

De rest van de afsnede

 

 

De officina-aanduiding komt regelmatig afzonderlijk voor, vooral op derde-eeuwse munten. Vanaf het einde van de derde eeuw wordt ook vaak de stad waar de munt geslagen is vermeld, ongetwijfeld omdat de controlemogelijkheden vergroot moesten worden, nu er meer munten in meer muntplaatsen geslagen werden en munten in een groter gebied circuleerden. De plaatsnaam van de munt werd afgekort en in de afsnede van de keerzijde gezet, vaak samen met de officina-aanduiding. Zo gebruikt Trier bijvoorbeeld de letters TR en Antiochië AN of ANT.

 

Aan die combinatie van muntplaats- en officina-aanduiding werd zo nu en dan ook nog P, M of SM toegevoegd. De letter P staat voor pecunia (‘muntstuk’), en wordt vooral gevonden in Carthago, Lyon en Londen. De lettercombinatie PKB (te zien in de afsnede van de follis links in figuur 11), staat dan voor Pecunia officinae secundae Karthaginis oftewel ‘muntstuk van de tweede werkplaats van Carthago’.

 

De letter ‘M’ staat voor moneta, oftewel ‘munthuis’. Deze letter zien we vaak in de afsnede van munten geslagen in Ostia onder Maxentius. De middelste munt van figuur 11 heeft de lettercombinatie MOSTQ in de afsnede. De munt is dus geslagen in ‘de vierde werkplaats van het munthuis van Ostia’.

 

Ten slotte vinden we soms de letter S toegevoegd aan de M. Die letter staat voor het woord sacra. Een stad, en dus ook het plaatselijke munthuis, werd namelijk ‘heilig’ genoemd als de keizer, of een belangrijk lid van de keizerlijke familie, op het moment aanwezig was. Dit was een blijde gebeurtenis, omdat geloofd werd dat de keizer geluk en goddelijke zegen bracht aan de bevolking. Vandaar dus de letters SM in de afsnede, zoals op de munt rechts in figuur 11. Daarop staat te lezen SMALA, wat betekent dat de munt geslagen is in ‘de eerste werkplaats van het heilige munthuis van Alexandrië’.

 

 

 

 

Figuur 11: Van links naar rechts: een follis van Maximianus uit Carthago, een follis van Divus Constantius I uit Ostia en een AE3 van Crispus uit Alexandrië

 

 

 

 

Hieronder is tot slot een tabel opgenomen met de verschillende soorten officina-aanduidingen die op Romeinse munten gebruikt zijn. Zoals uit het bovenstaande al bleek, werden de verschillende systemen soms ook gecombineerd. Daarom zijn, ter vergelijking, ook twee ‘hybride’ systemen opgenomen, in gebruik te Rome onder Gallienus en Julianus II.

 

Normaal gesproken werden de verschillende systemen binnen een munthuis afgewisseld, als een van de methodes (naast specifieke emissiemarkeringen) om verschillende emissies van munten te kunnen onderscheiden en te controleren. Zo werd bijvoorbeeld de ene emissie met Griekse officina-aanduidingen gemarkeerd en de volgende met Romeinse cijfers.

 

 

Officina

 

Griekse numeriek

Romeinse numeriek

Latijns alfabet

Rangtel-

woorden

Stippen

Bijzondere

varianten

Dierenserie

Gallienus

Rome in

352-363

1

A

I

A

P

 

A

P

2

B

II

B

S

••

 

B

B

3

Γ

III

C

T

•••

Γ

T

4

Δ

IIII

D

Q

••••

Δ

Q

5

E

V

 

 

•••••

E

E

6

S

VI

 

 

 

IV, , , ς

ς

S

7

Z

VII

 

 

 

IIV

Z

Z

8

H

 

 

 

 

 

H

 

9

Θ

 

 

N

 

ΔΕ, AH, *

N

 

10

I

X

 

 

 

 

X

 

11

AI

XI

 

 

 

 

XI

 

12

BI

XII

 

 

 

 

XII

            

13

ΓI

 

 

 

 

 

 

 

14

ΔI

 

 

 

 

 

 

 

15

EI

 

 

 

 

 

 

 

 

NB1: Zoals uit de bovenstaande tabel blijkt, wordt de letter S in verschillende systemen voor verschillende officinae gebruikt. Het is bij de determinatie van een munt dus soms nodig te achterhalen welk systeem van nummering bij de emissie hoort. Gelijktijdig geslagen munten zullen dan aangeven welk officina de juiste is; als die P, T en Q hebben, is de tweede officina bedoeld; hebben die allemaal Griekse letters, dan is de zesde officina bedoeld.

NB2: Mocht ik nog aanduidingen vergeten zijn, ik hoor het graag!